Home

Inclusieve communicatie: iedereen aan boord!

Inclusieve communicatie: iedereen aan boord!

Taal

Dit artikel werd geschreven naar aanleiding van het magazine Dropzone voor jeugdambtenaren van Bataljong

Taal is een verbindende factor tussen mensen en ook als lokaal bestuur is het noodzakelijk om de communicatie zo aan te passen zodat je zo veel mogelijk kinderen en jongeren bereikt. Maar hoe doe je dat? Hoe zorg je ervoor dat je jouw communicatie zo aanpast dat iedereen zich aangesproken voelt. En waar zitten de pijnpunten waar je best even rekening mee houdt om niemand uit te sluiten? Wij verzamelen hier concrete tips over inclusieve communicatie van enkele partners van Komaf, elk met hun eigen expertise. 

Komaf is een netwerk tussen expertise-organisaties, lokale besturen en lokale jeugd(werk)groepen. Het doel van dit netwerk is om meer inclusie en diversiteit in het jeugd(werk)landschap te krijgen zodat alle kinderen en jongeren een plek vinden.  

1. Stimuleren van de communicatie bij kinderen met een beperking door Heder

Heder biedt gespecialiseerde ondersteuning aan kinderen, jongeren en volwassenen met (een vermoeden van) een verstandelijke en/of motorische beperking of met een niet-aangeboren hersenletsel. 

1. Gebruik de VAT-principes

  • Volgen:
    • Volg het kind tijdens z’n spel, z’n handelen,... Wees nabij.
    • Geef niet onmiddellijk zelf input, maar wacht en stem af op de eigenheid van het kind.
    • Observeer zijn lichaamstaal, gebaren, klanken, woorden. 
  • Aanpassen:
    • Stel vragen die aansluiten bij datgene waar het kind mee bezig is. Zorg dat je vragen aansluiten bij het talig en cognitief niveau van het kind. 
      • Toon belangstelling voor zijn handelen en schep verwachting: “En dan?” “Wat nu?” “Kijk daar!”. Er is sprake van gedeelde aandacht.
      • Laat je kind keuzes maken: “Wil je… of…?”. 
      • Stel vragen die aansluiten bij hetgeen gebeurt en dit op het niveau van het kind: “Wat gebeurt daar?” “Wat gaat de pop doen?” 
    • Het is belangrijk om het kind voldoende tijd te geven… 
      •  …om je vraag te begrijpen 
      • …om een antwoord te bedenken 
      •  …om een antwoord te formuleren Tel bijvoorbeeld inwendig tot 10!  
  • Toevoegen: Voeg nieuwe woorden toe aan de concrete situatie. Zorg ervoor dat deze nieuwe woorden aansluiten bij de cognitieve mogelijkheden van het kind. Herhaal deze woorden meermaals. 
    • Bv. “Spelen met water, leuk! Dit water is warm. Warm! Warm water.”

2. Enkele strategieën tijdens communicatie met een kind met een beperking: 
  • Zorg voor situaties waarin het kind communicatief kan zijn. 
  • Gebruik eenvoudige zinnen, Vermijd lange en complexe zinnen. 
  • Gebruik ook geen taal onder het niveau van het kind (geen babytaal). 
  • Als het kind niet reageert, spoor het dan aan door het stap voor stap iets gemakkelijker te maken: afwachtend aankijken, aanraken, een vragend gebaar maken,… 
  • Reageer op elke poging van je gesprekspartner om te communiceren. 

3. Kinderen die problemen hebben met het begrijpen van taal of die zelf niet of moeilijk praten hebben mogelijks nood aan ondersteunde communicatie 
Een voorbeeld hiervan is SMOG, Spreken Met Ondersteuning van Gebaren. SMOG is een gebarensysteem dat kan helpen bij de ontwikkeling van taalbegrip. Indien kinderen dit ook zelf gaan gebruiken wordt communiceren mogelijk. Kinderen ervaren zo dat ze iets kunnen meedelen aan hun omgeving. Dit kan een positieve invloed hebben op hun algemeen welbevinden.
Meer info vind je hier. HEDER biedt ook initiaties SMOG aan (info@heder.be).Vraag hier je vorming aan met een Komaf-voucher!

2. Gendersensitieve communicatie door çavaria 

Cavaria is de Vlaamse belangenverdediger van LGBTI+ mensen en koepel van LGBTI+ organisaties.

  • Vermijd woorden die een boodschap over gender bevatten zoveel mogelijk. Enkele voorbeelden: ouder (moeder/vader), kind (dochter/zoon), partner of lief (vriend/vriendin, man/vrouw) 
  • Doe je best wanneer je over iemand spreekt om de woorden te gebruiken waar die zichzelf het best bij voelt. Weet je niet wat iemand verkiest? Vraag het even. Bijvoorbeeld: 
    • Is het oké als ik *voornaam* zeg? 
    • Zeg maar Gijs. Hoe heb je graag dat ik jou aanspreek?
    • Zeg ik meneer *achternaam*? 
  • Sta je voor een groep mensen die je niet kent? Probeer er dan aan te denken om de voornaamwoorden die je verkiest te vermelden wanneer je jezelf voorstelt. Dit is niet alleen nuttig, maar stuurt de boodschap naar de groep dat iedereen bij jou zichzelf mag zijn en dat je bewust omspringt met gender. Het verlaagt ook de drempel voor trans en non-binaire personen om hun eigen voornaamwoorden te delen als ze dat willen. 
  • Schrijf je een tekst? Vermijd de derde persoon enkelvoud dan zoveel mogelijk. Zo omzeil je het gebruik van ‘hij/zij/die’. Wees er ook alert voor dat mannelijke voornaamwoorden, hoewel ze vaak gebruikt worden op een genderneutrale manier, dit niet zijn. Ze houden immers de mannelijke norm in stand. Voorbeeldje: 
    • De burger kan zijn identiteitskaart hier komen ophalen 
      • Burgers kunnen hun identiteitskaarten hier komen ophalen 
      • Je kan jouw identiteitskaart hier komen ophalen 
      • Identiteitskaarten kunnen hier opgehaald worden. 
  • Een open houding is het halve werk. Het is oké om foutjes te maken. Vergissen is menselijk. Probeer ervoor open te staan wanneer iemand je corrigeert. Zeg sorry, verbeter jezelf en ga verder met je gesprek. 

Interessante bronnen: 

3. Maak jouw website laagdrempelig door Het Connectief 

Het Connectief geeft vormingen en lezingen rond diversiteit en inclusieve communicatie in onder andere het jeugdwerk. We onderzoeken hoe je je organisatie diverser kan maken en iedereen op een gelijkwaardige manier kan laten participeren.

             Of je nu een digital native bent, de taal vlot beheerst of gebruik maakt van voorleessoftware… iedereen zou jouw website vlot moeten kunnen gebruiken. 5 eenvoudige tips om jouw site toegankelijker te maken. 

Maak een duidelijke structuur: Zorg ervoor dat je website logisch opgebouwd is zodat iedereen er vlot door kan navigeren. Dit betekent dat je een duidelijk menu hebt dat je op elke pagina kan terugvinden. Naast menustructuur is ook de indeling van je pagina belangrijk, met duidelijke hoofdingen en korte titels.

  • Tip: Wist je dat sommige mensen met een visuele beperking gebruikmaken van voorleessoftware? Via de tabtoets navigeren ze door je site. Dit kan alleen wanneer jouw navigatiestructuur logisch opgebouwd is. Meer weten? www.anysurfer.be 
Gebruik duidelijke taal: Gelukkig gebruiken meer en meer mensen korte, heldere, actieve zinnen. Maar duidelijke taal gaat verder dan dat. Pas op met figuurlijk taalgebruik of zegswijzen. Als je een nieuwe taal leert, is dit het laatste wat je beheerst. Bovendien interpreteren sommige mensen met autisme figuurlijk taalgebruik heel letterlijk. Ook afkortingen bemoeilijken de begrijpbaarheid van je tekst. Vakjargon is absoluut te vermijden! 

  • Tip: Soms zit je al zo lang in het vak dat je niet meer beseft wat vakjargon is en wat niet. Laat je website eens nalezen door een buitenstaander of door een jongere. Alle woorden die ze niet begrijpen, zouden wel eens vakjargon kunnen zijn. 

Zorg dat jouw beelden iets meer vertellen over de inhoud: Leuke beelden geven je website een fijne look. Maar vertellen ze ook iets meer over de inhoud van je tekst? Voor mensen die de taal minder goed beheersen, geven beelden extra informatie over wat verteld wordt. Hierdoor is jouw website gemakkelijker te begrijpen. Denk dus na over welk beeld je gebruikt. Op je pagina over bereikbaarheid past een foto van je locatie of van de fietsenparking beter, dan een beeld van spelende kinderen. 

  • Tip: Laat iemand enkel het beeld zien. Als die persoon op basis van die foto of pictogram weet waarover de webpagina gaat, heb je een goed beeld gekozen. 

Denk aan voldoende kleurencontrast: Kleuren die recht tegenover elkaar staan in het kleurenwiel, zijn het meest contrastrijk. Denk aan zwart en geel bijvoorbeeld. Hoe groter het contrast, hoe makkelijker iedereen de tekst kan lezen. Bij weinig contrast kunnen letters ook gaan schemeren voor de ogen. 

Gebruik toegankelijke multimedia: Zorg dat de gebruiker niets moet installeren om deze te kunnen bekijken. Als je bijvoorbeeld embed via youtube of vimeo, is het voor iedereen toegankelijk. Ondertitel alle filmpjes, voor wie zonder geluid wil luisteren of voor wie een auditieve beperking heeft. Om toegankelijk te zijn voor blinde en slechtziende mensen kan je gebruik maken van audiodescriptie. Of wees creatief. Als met je ogen toe kan volgen waarover het gaat, is het ook voor deze mensen toegankelijk.

4. Omgaan met meertaligheid in jouw werking door vzw 'De Rand' 

Vzw ‘de Rand' werkt in de Vlaams-Brabantse gemeenten rond Brussel aan oefenkansen Nederlands in de vrije tijd. Ze helpen lokale besturen, organisaties en (jeugd)verenigingen om te gaan met talendiversiteit.

  1. Sta positief tegenover meertaligheid: Meertaligheid gaat naast de verschillende moedertalen ook over dialect, chattaal, jongerentaal, gebarentaal en mengvormen van talen. Elk individu is dus meertalig. Daarbij is elke taal gelijkwaardig. Taal is een deel van onze meerlagige identiteit. Het is een meerwaarde dat iemand verschillende talen begrijpt en spreekt. Geef andere talen een plek in je werking maar behoudt toch het Nederlands als de voer- en verbindende taal.
  2. Maak van het Nederlands een leuke speeltaal: Het Nederlands is een taal van toekomstkansen. In de vrije tijd kan je anderstaligen spontaan én op een positieve manier uitnodigen om Nederlands te leren, te oefenen en te gebruiken. Een taal leer je het best als die functioneel is en je ze ‘met goesting’ leert en gebruikt. Kinderen komen tijdens het spelen in georganiseerd verband spontaan in contact met taal. Leer je begeleiders om een talige begeleidershouding aan te nemen. Dat zorgt ervoor dat kinderen een hele dag uitgedaagd worden om in interactie te gaan en spreekkansen te benutten. Elk kind is taalontwikkeling, dus ook voor wie het Nederlands als moedertaal heeft, is dat interessant.
  3. Maak taalafspraken: Taalafspraken zijn heldere afspraken over hoe je op je werking omgaat met het Nederlands en met andere talen. Maak taalafspraken voor de verschillende situaties en zorg dat ze gedragen zijn door alle actoren (politiek, begeleiders/vrijwilligers, ouders, kinderen …) in je werking. Taalafspraken bieden houvast en creëren veiligheid omdat het helder is wat wel en niet kan qua gebruik van talen. Naar kinderen toe zorgen taalafspraken (weten wanneer je verwacht dat ze Nederlands gebruiken en wanneer ze een andere taal kunnen spreken) ook voor een bepaalde structuur. De thuistaal is een deel van de identiteit van een kind, straf kinderen niet omdat ze een andere taal spreken. Neem bijvoorbeeld deel aan een gesprek en buig het gesprek spontaan om naar het Nederlands. Zo geef je kinderen kansen om het Nederlands te ontwikkelen. 
  4. Hou de focus op de kinderen: Krijg je een vraag/opmerking over de taalkennis of het taalgebruik van ouders? Blijf de focus op kinderen houden en hetgeen nodig is om de kinderen te versterken, te ontwikkelen, te laten participeren en zich goed te laten voelen. Probeer de verwachtingen of doelen van je gesprekspartner helder te krijgen door bijvoorbeeld goed door te vragen. Je communicatie met ouders is een middel om ervoor te zorgen dat kinderen volwaardig kunnen participeren. Maak van de communicatie met ouders en de taal die hierbij wordt gebruikt geen doel op zich.
  5. Ondersteun jeugdactoren in het omgaan met meertaligheid: De talendiversiteit stijgt en zal nog blijven stijgen. Maak je verenigingen, partners, begeleiders en vrijwilligers voldoende sterk in het omgaan met kinderen, tieners, jongeren en ouders die het Nederlands nog niet zo goed spreken. Vorm hen in het geven van een duidelijke speluitleg, eenvoudig communiceren met ouders, het creëren van een warm onthaal voor nieuwe leden en hun ouders en het opbouwen van een vertrouwensband. 

Op de website van vzw ‘de Rand’ vinden jullie tips over talendiversiteit en oefenkansen Nederlands. Je vindt er ook een visietekst die je helpt om oefenkansen Nederlands in jouw gemeente uit te bouwen. 

5. Cultuursensitieve communicatie door Tumult vzw

Tumult is een ontmoetingsplek waar kinderen en jongeren met een vluchtverhaal experimenteren, uitwisselen en leren. We ondersteunen verenigingen in vorming rond (cyber)pesten en kinderen en jongeren op de vlucht.

  1. Luister actief en wees nieuwsgierig. Neem een open en geïnteresseerde houding aan. Omarm de verschillen en vind de gelijkenissen. Een oprechte en warme dialoog legt een basis van vertrouwen om verder op te bouwen. Je zal elkaar daardoor ook beter en beter gaan begrijpen. Laat kinderen, jongeren en ouders ook zelf aan het woord op je communicatiekanalen. Zo ziet en hoort meteen iedereen dat je bewust omgaat met diversiteit.
  2. Wees je bewust van jouw referentiekader. Je referentiekader bepaalt hoe jij naar de wereld kijkt. Vaak zijn dingen voor jou zo vanzelfsprekend dat je ze zelf niet ziet, tot ze botsen met het referentiekader van iemand anders. Het is heel normaal dat je dit dan vreemd of soms zelfs fout vindt van die andere persoon. Maar weet dat deze ook gewoon uit diens referentiekader vertrekt. Twijfel dan niet om erover in gesprek te gaan. Gekke spelletjes kunnen heel vanzelfsprekend zijn vanuit jouw referentiekader, maar dat is niet voor iedereen zo. Denk ook eens na over je eigen woordgebruik: misschien klinkt een Eindejaarsfeestje inclusiever dan een Kerstfeestje? 
  3. Iedereen heeft een meervoudige identiteit: laat stereotypen en vooroordelen los. Een stereotype is een uitvergroot beeld van een groep mensen dat niet klopt met de werkelijkheid. Het gebeurt vaak dat mensen één bepaalde eigenschap van een persoon zien en al de rest - vanuit zo’n stereotype - invullen met vooroordelen. Maar niemand is een stereotype, elke persoon heeft een meervoudige identiteit. Elke identiteit bestaat uit vele lagen. Je wordt zelf toch ook niet graag gereduceerd tot slechts één van je eigenschappen? Denk ook altijd na wanneer het vermelden van iemands culturele achtergrond relevant is, dat is heel vaak niet het geval.
  4. Werk (ook) met beeldcommunicatie. Pictogrammen en emoij’s maken een boodschap extra duidelijk. Ze zijn handig bij elke vorm van communicatie, zowel naar kinderen en jongeren als naar hun ouders toe. Ze trekken nieuwsgierigen aan én als het pictogram goed gekozen is, ziet iedereen in een oogopslag de belangrijkste boodschap van je poster, brief, … Pictogrammen verplichten jou ook om ‘to the point’ te blijven. Ook anderstalige deelnemers en hun ouders begrijpen pictogrammen. Eerlijk is eerlijk: pictogrammen introduceren, gaat niet van op de ene op de andere dag. Overleg en neem je tijd om iedereen vertrouwd te maken met dit systeem. Want niet elk thema kan in een pictogram worden samengevat. En je beperkt je best tot een pakket van 10 tot 15 pictogrammen. Als je te veel beelden gaat kiezen, beginnen ze al snel op elkaar te lijken. Pictogrammen verduidelijken, maar vervangen dus niet alle andere communicatie. Ze lossen ook niet alle communicatieproblemen op. Uitleg in een eenvoudige brief of een laagdrempelig gesprek blijft nodig.

Onze partnerorganisaties formuleerden korte en krachtige tips om jouw communicatie inclusiever te maken, met een focus op verschillende doelgroepen. 

Ben je na het lezen van deze tips helemaal klaar om een vorming of begeleiding te volgen rond een bepaald thema binnen inclusieve communicatie? Of ben je op zoek naar een andere vorming of begeleiding rond inclusie en diversiteit? Vraag jouw vorming of begeleiding aan via www.komaf.be en krijg een voucher van respectievelijk €150 of €1000.
Andere vragen rond inclusie en diversiteit of zie je kansen binnen het netwerk van Komaf? Neem dan zeker contact op met Marte marte.ingels@bataljong.be