Home

Het recht op vrije tijd: het Kinderrechtenverdrag biedt houvast!

Het recht op vrije tijd: het Kinderrechtenverdrag biedt houvast!

Kinderrechten - Inclusie

Van niets doen tot zweten in de sportclub. Vrije tijd is zeer divers: een boek lezen, social media doornemen, rondhangen op straat of het pleintje, naar de cinema gaan, tikkertje in de buitenschoolse opvang, zweten in de sportclub, op uitstap met de jeugdvereniging, creatief aan de slag in de muziek- of kunstacademie, of gewoon rusten en niets doen. Vrije tijd beleven kan in een klassieke thuisomgeving, maar ook aan andere contexten zoals de jeugdhulp, jeugddetentie of asielcentra. Elk kind moet kunnen genieten van het recht op vrije tijd. Maar wat betekent dit recht en wat houdt het allemaal in?

Benieuwd naar de situatie in België en het beleidswerk van enkele belangenorganisaties, lees dan zeker dit artikel.


Volgens het Kinderrechtenverdrag 

Het Kinderrechtenverdrag is duidelijk: elk kind heeft recht op rust en vrije tijd (of ontspanning), spel en recreatieve activiteiten, en deelname aan het culturele en artistieke leven

Staten die het verdrag geratificeerd hebben, onderschrijven dan ook het Artikel 31 van het Kinderrechtenverdrag. Concreet staat het volgende in lid 1 en 2: 

1. De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op rust en vrije tijd, op deelname aan spel en recreatieve bezigheden passend bij de leeftijd van het kind, en op vrije deelname aan het culturele en artistieke leven. 

2. De Staten die partij zijn, eerbiedigen het recht van het kind volledig deel te nemen aan het culturele en artistieke leven, bevorderen de verwezenlijking van dit recht, en stimuleren het bieden van passende en voor ieder gelijke kansen op culturele, artistieke en creatieve bezigheden en vrijetijdsbesteding. 


Algemene Commentaar nr. 17 geeft duiding 

Aanvullend op het Kinderrechtenverdrag publiceert het VN-Kinderrechtencomité met regelmaat zogenaamde ‘Algemene Commentaren’. In haar Algemene Commentaar nr. 17 geeft het Comité een juridische analyse en bredere contextuele duiding om het respect voor en de toepassing van artikel 31 te waarborgen en versterken. 

  • Vrije tijd 

Vrijetijdsbesteding is de tijd waarin gespeeld of gerecreëerd kan worden. Het wordt gedefinieerd als vrije of niet-verplichte tijd die geen betrekking heeft op formele opleiding, werk, verantwoordelijkheden thuis, het uitvoeren van andere levensondersteunende functies of het deelnemen aan activiteiten die van buiten het individu uitgaan. Met andere woorden: het is grotendeels willekeurige tijd die het kind naar believen kan gebruiken. 

  • Recht op rust 

Het recht op rust vereist dat kinderen voldoende pauze krijgen van hun werk, opleiding of enige vorm van inspanning om hun optimale gezondheid en welzijn te waarborgen. Het vereist ook dat zij de mogelijkheid krijgen om voldoende te slapen. Bij de vervulling van het recht op respijt en voldoende slaap moet rekening worden gehouden met de zich ontwikkelende capaciteiten van kinderen en hun ontwikkelingsbehoeften.

  • Passend bij de leeftijd van het kind 

Artikel 31 benadrukt het belang van activiteiten die passen bij de leeftijd van het kind. Op het gebied van spel en recreatie moet de leeftijd van het kind in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de hoeveelheid tijd die het kind wordt gegund, de aard van de beschikbare ruimten en omgevingen, vormen van stimulering en diversiteit, de mate van noodzakelijk toezicht en betrokkenheid van volwassenen om de veiligheid en beveiliging te waarborgen. Naarmate kinderen ouder worden, veranderen hun behoeften en wensen van een omgeving die speelmogelijkheden biedt naar plaatsen die mogelijkheden bieden om te socialiseren, om samen te zijn met leeftijdgenoten of om alleen te zijn. Zij zullen ook geleidelijk aan meer mogelijkheden onderzoeken die het nemen van risico's en uitdagingen met zich meebrengen. Deze ervaringen zijn noodzakelijk voor de ontwikkeling van tieners en dragen bij aan hun ontdekking van hun identiteit en verbondenheid. 

Met betrekking tot lid 2 van artikel 31 zijn staten verplicht de rechten uit artikel 31 te eerbiedigen en bevorderen door kinderen ten volle te laten deelnemen aan het culturele en artistieke leven (bv. toegang, participatie, ruimte om bij te dragen), passende voorwaarden om mogelijkheden tot deelname te waarborgen (bv. wetgevende, beleids-, budgettaire, milieu- en dienstverlenende kaders) en gelijke kansen te bieden. In grote lijnen zijn staten verplicht tot:

  • respect voor het genot van de rechten uit artikel 31 (bv. steun verlenen aan zorgverleners);
  • bescherming van de rechten (bv. regulering van niet-overheidsactoren);
  • nakoming ervan (bv. interdepartementale samenwerking in het landelijk en gemeentelijke bestuur zoals tussen gemeenten en scholen).


Factoren voor het creëren van een optimale omgeving 

Kinderen hebben een spontane drang om te spelen en deel te nemen aan recreatieve activiteiten en zoeken naar mogelijkheden om dit te doen, zelfs in de meest ongunstige omgevingen. Het Algemeen Commentaar nr. 17 formuleerde het Comité enkele voorwaarden voor het creëren van een optimale omgeving zoals

  • vrijheid van stress; 
  • vrijheid van sociale uitsluiting, vooroordelen of discriminatie; 
  • een omgeving die beschermd is tegen sociale schade of geweld; 
  • beschikbaarheid van rust passend bij hun leeftijd en ontwikkeling; 
  • toegankelijke ruimte en tijd, vrij van controle en beheer door volwassenen (maar ook: gemakkelijke toegang tot ondersteunende volwassenen indien nodig); 
  • mogelijkheden om te ervaren, interactie te hebben en te spelen in natuurlijke omgevingen en de dierenwereld.


Uitdagingen 

Het Algemeen Commentaar nr. 17 formuleert naast voorwaarden ook verschillende uitdagingen die moeten worden aangegaan bij de uitvoering van artikel 31. Zo maakt het Comité zich onder meer zorgen over: 

  • Onveilige en gevaarlijke omgevingen; 
  • Weerstand tegen het gebruik van de openbare ruimte door kinderen; 
  • Gebrek aan toegang tot natuur; 
  • Druk op onderwijsprestaties (bv. steeds meer gericht op academische doelstellingen en formeel leren); 
  • De groeiende rol van elektronische media (bv. risico en schade door cyberpesten, pornografie en cybergrooming);
  • Marketing en commercialisering van spel.

Finaal verwijst het Comité naar kinderen die bijzondere aandacht behoeven om hun rechten uit artikel 31 te verwezenlijken: meisjes, kinderen die in armoede leven, kinderen met een handicap, kinderen in instellingen, kinderen uit inheemse en minderheidsgemeenschappen, en kinderen in conflictsituaties, humanitaire en natuurrampen.


Bronnen 

Verenigde Naties (1989). Verdrag inzake de Rechten van het Kind. New York: Verenigde Naties.

Verenigde Naties - Comité voor de rechten van het kind (2013). Algemene Commentaar (nr. 17) van het VN-Comité voor de Rechten van het Kind over het recht op spelen. New York: Verenigde Naties.

Verenigde Naties - Comité voor de rechten van het kind (2019). Slotbeschouwingen over het gecombineerde vijfde en zesde periodieke verslag van België.