Mogen we kinderen weigeren?
Mogen we kinderen weigeren?
Laagdrempelig jeugdwerk
Toegankelijkheid
Eén van de vragen die wel eens opduiken is of de begeleiding ook grenzen mag stellen aan hun toegankelijkheid. Dat kan een abstracte/principiële kwestie zijn, maar het kan ook een reactie zijn op een concrete vraag.
Organisaties die werken aan toegankelijkheid krijgen zelden of nooit een massale toestroom aan kinderen die extra ondersteuning vergen. Toch is dat een vrees die leeft. Vaak willen organisaties dan een slag om de arm houden om het totaal aantal kinderen dat extra inspanningen nodig heeft onder controle te houden of in verhouding te brengen met de rest van de groep.
Daarnaast gaat het ook om individuele gevallen. In een onderzoek naar de vrije tijd van kinderen en jongeren met een handicap legden de onderzoekers verschillende ‘types’ van kinderen met een handicap voor aan de jeugdwerkers. Ze stelden de vraag of ze een plaats zagen voor deze kinderen in hun jeugdwerking. Daar merken we dat begeleiders niet alle kinderen even goed zien functioneren in het jeugdwerk.
In de praktijk zien we ook dat kinderen geweigerd worden, niet alleen in het jeugdwerk, maar ook in de sportclub, in de buitenschoolse kinderopvang en op school. Sommige ouders stappen dan naar Unia of naar het kinderrechtencommissariaat om deze beslissing aan te vechten. Maar mag het? Mag je kinderen weigeren?
Recht op redelijke aanpassingen
Er bestaat een wettelijk kader voor deze materie:
- Het gelijke kansendecreet
- De federale antidiscriminatiewet
- Het VN-Verdrag van 13 december 2006 inzake de bescherming van de rechten van personen met een handicap.
Over de procedure
De procedure die je als organisatie volgt, moet wettelijk aan twee voorwaarden voldoen:
- Het gaat altijd om een individueel en concreet antwoord op een individuele en concrete vraag. Als je een vraag krijgt van een kind met een handicap dan volstaat het niet om te zeggen dat je al te veel kinderen met een handicap in je werking hebt of dat de periode niet past. Je moet telkens op maat van de concrete vraag aangeven waarom de aanpassingen die je voor dit kind moet doen volgens jou niet redelijk zijn of niet in verhouding staan tot de ‘kost’. Je mag geen algemeen of vaag antwoord geven.
- Er moet altijd sprake zijn van interactie en dialoog. Als je een vraag krijgt, bijvoorbeeld van een kind met een handicap om deel te nemen, dan vereist de wet dat er dialoog is over de aanpassingen die nodig zijn en of die al dan niet haalbaar zijn. Een of meerdere gesprekken met de ouders of de omgeving van het kind zijn dus vereist.
Over de aanpassing zelf
De aanpassing zelf moet steeds op maat zijn van de persoon in kwestie. “Doordat de barrières die personen ondervinden erg individueel zijn, moet de aanpassing waartoe wordt besloten op maat gesneden zijn. Uniforme aanpassingen voor een groep van personen met dezelfde beperking zullen de toets niet kunnen doorstaan.” (D’Espallier, 2011)
Maar dat betekent niet dat je verplicht bent om alle nodige aanpassingen te doen voor alle mensen die daarom vragen. De wet stelt een grens: is de gevraagde aanpassing redelijk en staat de ‘belasting’ in verhouding tot de ‘opbrengst’.
- Zorgt de gevraagde aanpassing ervoor dat de hindernissen effectief worden weggenomen?
- Als er meerdere effectieve aanpassingen mogelijk zijn, welke is dan het minst nadelig voor anderen?
- Staat de aanpassing in verhouding tot de kostprijs?
- Zijn de voordelen ook van toepassingen op een ruimere groep, en niet enkel voor de aanvrager?
- Staan de ‘kosten’ in ruime zin in verhouding tot de beschikbare ‘middelen’ in ruime zin?
Geef geen vage antwoorden
Voor ingrepen met financiële gevolgen (zoals een verbouwing doorvoeren of een lift plaatsen) is deze laatste afweging het duidelijkst. Daar zal men anders kijken naar een jeugdwerking dan naar een school of een lokale overheid. Maar als het gaat over de ‘mentale’ kost (draaglast) en de ‘mentale’ draagkracht van de begeleiding, dan wordt het een pak vager. De aanpassingen die gevraagd worden kunnen een jeugdwerking uitdagen. Aanpassingen in de communicatie en de organisatie van het aanbod, in het aanbod zelf en in de begeleiding ervan.
Het kan dat die aanpassing als belastend wordt ervaren. Maar de vraag is of deze last te zwaar is om te dragen? Kan de jeugdwerking ook geen stappen zetten om zich te laten ondersteunen? Hebben andere kinderen er ook baat bij? Vage uitspraken als: het is ongebruikelijk, het is ‘te veel’, het past niet in onze manier van werken, wij kunnen het niet aan, we zijn hier niet voor opgeleid,... zijn heel moeilijk voor alle betrokken partijen om mee om te gaan.
Gezond verstand
Ouders van kinderen met een handicap drijven zelden door. Ze beseffen ook dat het dwingen van de jeugdwerking niet de beste startpositie is voor hun kind. Maar tegelijk hebben ze het recht om te ijveren voor gelijke kansen voor hun zoon of dochter. Het voornaamste is dat jeugdwerkingen op een respectvolle manier omgaan met die vraag.
- Ga altijd in dialoog.
- Maak individuele afwegingen. Problemen zijn altijd individueel, oplossingen ook. Luister naar mensen met een handicap over welke problemen ze ervaren en welke oplossingen ze zelf aanbrengen. In dit artikel lees je er meer over.
- Kijk kritisch naar jezelf. Vaak is wat je onmogelijk acht toch nog goed te doen. Mits wat hulp en ondersteuning, geraak je al een eind ver. Ouders zijn vaak ook bereid om mee te denken en mee oplossingen te zoeken. Je kan terecht bij ouders voor inclusie voor de nodige ondersteuning.
- Angst is een slechte raadgever. Probeer dingen uit, geef niet op bij de eerste mislukking, laat bepaalde vaste opvattingen over hoe een activiteit ‘moet’ lopen ook eens los,...