Home

Van een reflectieve houding naar een inclusievere werking

Van een reflectieve houding naar een inclusievere werking

Diversiteit - Intersectionaliteit - Inclusie - Brochures, fiches en onderzoek

Het is helder: de deelname aan vrije tijd en jeugdaanbod is niet voor elk kind en elke jongere vanzelfsprekend. Dan gaat het bijvoorbeeld over kinderen en jongeren die opgroeien in armoede, kinderen met een beperking, kinderen met een migratieachtergrond, kinderen op de vlucht of jongeren die behoren tot de LGTBQIA+-gemeenschap. Tegelijkertijd geven de meeste begeleiders van vrijetijds- en jeugdwerkaanbod aan dat ‘iedereen welkom’ moet zijn en willen ze graag dat alle kinderen en jongeren zich thuis voelen. En toch kennen of bereiken begeleiders niet alle doelgroepen voldoende. Eén van de redenen is dat ze zich niet altijd bekaam of zeker voelen om inclusiever te werken. Herkenbaar? Om je werking inclusiever te maken, is er tijd en ruimte nodig om te kunnen werken aan een reflectieve houding.


Neem de identiteit van je werking onder de loep

Meer en meer vindt het inclusieve gedachtegoed zijn weg naar beleidsdocumenten, projecten en vrijetijds-, jeugdwerk- en sportactiviteiten. Maar het jeugdwerkbeleid blijft sterk opgedeeld in hokjes, zoals ‘regulier’ en ‘doelgroepspecifiek’ jeugdwerk. Denken in termen van ‘doelgroepen’, negeert de complexe realiteit van diversiteit, ook binnen bepaalde doelgroepen (1). Zo verschilt de leefsituatie van kinderen en jongeren wiens grootouders naar ons land migreerden sterk van de leefsituatie van wie zich recent als vluchteling in ons land vestigde.

Als reguliere of doelgroepspecifieke speler in het brede vrijetijdsveld is het belangrijk om stil te staan bij de mogelijke drempels die niet-bereikte doelgroepen kunnen ervaren. Denk maar aan financiële, fysieke en informationele drempels, drempels rond taal en communicatie of voorkeuren naar begeleidershouding en pedagogisch klimaat of de (culturele) herkenbaarheid van de begeleiding. Daarnaast kan je nadenken over de identiteit van je eigen jeugdwerking en de mate waarin je ontmoeting organiseert met werkingen die een andere doelgroep bereiken dan de jouwe. Bijvoorbeeld, een jeugdwerking voor jongeren in armoede heeft veel expertise over armoede. Een werking voor sub-Sahara Afrikaanse jongeren weet veel over de Afrikaanse cultuur. De Chiro weet dan weer veel over spel en hoe je jongeren kan samenbrengen. Bij dit alles komt de reflectieve houding kijken. Door stil te staan bij jezelf en het aanbod van je werking, kan je concrete stappen zetten om inclusiever te zijn voor verschillende kinderen en jongeren. Begin bij de vraag: is iedereen écht welkom?

Door alleen te zeggen ‘iedereen is welkom’ bereiken we nog niets. Omdat daar een langetermijnvisie van consequente acties en intenties voor nodig is, die uitgesproken worden om dat gedachtegoed van inclusief jeugdwerk waar te maken. Dat kan volgens mij met positieve daadkracht. Waarbij je via stepping stones een generatie klaarstoomt die binnen dit en 10 of 20 jaar niet langer het onderscheid maakt of ziet. (Jeugdwerker) 


Van diversiteit naar intersectionaliteit

Onze samenleving wordt steeds diverser. Met andere woorden: de kenmerken waarin mensen van elkaar verschillen nemen toe. Meer dan vroeger zijn er verschillen tussen kinderen en jongeren, groeien ze op in verschillende leefomstandigheden. Zo hebben kinderen met een migratieachtergrond of kinderen met een beperking een grotere kans om in armoede op te groeien. Een kind dat dus én een (recente) migratieachtergrond heeft, én een beperking, én in armoede opgroeit, ervaart dus grotere drempels – en soms discriminatie – tot vrije tijd. Bijkomend kan je als meisje of jongen hogere drempels ervaren afhankelijk van het aanbod. Sommige ouders zijn bijvoorbeeld meer geneigd hun dochters te beschermen. Deze ‘diverse’ manier van kijken naar diversiteit heet ‘intersectionaliteit’ of ‘intersectioneel’ of ‘kruispunten’ denken. Elk kind heeft een ‘meerlagige’ identiteit en kan erg hoge drempels ervaren om aan een specifiek vrijetijds- of jeugdwerkaanbod deel te nemen wanneer dat aanbod niet is aangepast (2).

De boodschap is dat je kinderen en jongeren niet zomaar mag vastpinnen op basis van één identiteitskenmerk (bv. een kind dat opgroeit in armoede, een kind met een beperking, een kind uit een gezin met een bepaalde geloofsovertuiging, een transjongen of - meisje). Kinderen en jongeren zijn zoveel meer! Als begeleider kan het waardevol zijn je hiervan bewust te zijn en kinderen te benaderen vanuit hun noden en verwachtingen.

Bijvoorbeeld, op welke manier kan het lidgeld voor bepaalde kinderen en gezinnen die het financieel moeilijk hebben worden verlaagd, zijn er nog andere noden op vlak van mobiliteit, persoonlijke aandacht, eetvoorkeuren of andere bezorgdheden en zorgvragen van ouders. Met andere woorden: denk niet te snel dat kinderen en gezinnen in armoede wel zullen (blijven) komen wanneer je enkel het lidgeld verlaagd.


Scherp je reflectieve houding aan: vier aandachtspunten

1. Maak tijd en ruimte om bewuster na te denken. Een eerste aandachtspunt is dat je tijd en ruimte maakt om bewuster na te denken over vragen zoals: wat is jouw motivatie om de vrijetijds- of jeugdwerking inclusiever te maken? Voel je een zekere mate van weerstand om andere begeleiders mee te krijgen? Bestaat er al een zekere visie over inclusief werken binnen de werking? Staat er iets genoteerd ‘op papier'? Maar ook vragen zoals: wie ben jij en wat zijn jouw gewoontes en voorkeuren? Wat is de cultuur van jullie werking (gewoontes, gebruiken en tradities) en welke kinderen en jongeren spreek je daar mee aan? Wat vinden jullie ‘normaal’ en ‘vanzelfsprekend’? In welke mate is dit aanbod aangepast aan noden, voorkeuren en verwachtingen van kinderen en gezinnen die jullie niet bereiken?

Hebben jullie bijvoorbeeld een doordacht lidgeldenbeleid voor gezinnen die het soms moeilijk hebben om financieel rond te komen? Zetten jullie expliciet in op een warm onthaal en een veilig sociaal klimaat? Zetten jullie in op een inclusief Sinterklaasfeest of houden jullie vast aan aloude en achterhaalde tradities? Wat is de locatie van de werking en hoe toegankelijk zijn de lokalen voor kinderen met verschillende achtergronden of beperkingen? Communiceren jullie enkel in het Nederlands en bereik je daarmee ook ouders die het Nederlands (nu nog) niet zo machtig zijn zoals anderstalige nieuwkomers? Zetten jullie soms activiteiten op die ontmoeting en samenwerking met andere werkingen mogelijk maken? Hoe divers is het begeleidersteam zelf? 

We moeten stoppen als jeugdwerk met te zeggen ‘we staan er voor open’. Want dat is zever. Uiteindelijk moet je de doelgroep zelf gaan halen. Je moet actief met de verschillende doelgroepen nadenken over ‘wat moeten wij hier doen om onze werking aan te passen?’. Dan gaat het niet alleen over infrastructuur, maar ook over de mentaliteit en omgang. Dan pas kan je zeggen ‘we staan er voor open’. Want ‘we staan er voor open, maar ze komen niet’, dat is een heel mooi excuus, maar de realiteit toont vaak dat mensen de stap niet durven zetten, omdat ze al regelmatig werden afgewezen. (Jeugdwerker)

2. Ga de (soms) moeilijke gesprekken aan. Een tweede aandachtspunt is dat je voldoende ruimte maakt voor moeilijke gesprekken over de ambitie om inclusiever te werken. Verandering wekt vaak weerstand op terwijl net het creëren van een interne gedragenheid onder begeleiders essentieel is om van inclusie een uitgangspunt voor de hele werking te maken. Zoals Sibo Kanobana (Schuermans & Wils, 2022) aangeeft is inclusie iets moeilijk en neem je het er niet snel even bij: 

Als je echt aan de blinde vlekken van je organisatie en medewerkers wil werken, zal je moeilijke gesprekken moeten voeren en door ongemakkelijke situaties moeten waden. Dat is niet prettig en vermoeiend, wel leerrijk en bevrijdend. Alleen is het niet iets dat je er snel even bij neemt. Je moet het expliciet in de doelstellingen van je organisatie opnemen of er zal niets van komen. 

3. Verken of jullie nood hebben aan vorming. Een derde aandachtspunt is dat je verkent of de werking nood heeft aan vorming en begeleiding rond het voeren van een inclusiebeleid. Bestaand onderzoek onderstreept bijvoorbeeld het belang van training voor jeugdwerkgroepen rond uitsluitingsmechanismen waarin bevraagd wordt welk aanbod en gedrag op groeps- en organisatieniveau mogelijk mensen kan discrimineren en uitsluiten. Kijk zeker eens naar de verschillende vormingen en begeleidingen van de Komaf-partners waarvoor je een kortingsvoucher kan krijgen! 

4. Creëer partnerschappen en bouw een netwerk om je heen. Heb je toch het gevoel dat je extra advies en ondersteuning kan gebruiken? Wellicht zijn er binnen de lokale gemeente of stad medewerkers, organisaties en al bestaande netwerken die jou op weg kunnen helpen (bv. een lokaal netwerk vrijetijdsbesteding voor mensen in armoede). Zoals een oud Afrikaans gezegde benadrukt: it takes a village to raise a child. Maar betrek daarbij zeker kinderen en jongeren, en hun ouders, zelf op een participatieve manier!

Samenwerken met kinderen, jongeren en partners en het uitbouwen van een lokaal netwerk rondom je werking werken ondersteunend en geeft vaak ook de nodige energie om een volgende stap te zetten! Via Komaf.be kan je op zoek gaan naar relevante partners die jou eventueel kunnen doorverwijzen naar lokale organisaties.


Ga concreet aan de slag!

Wil je als vrijwilliger, begeleider of professional verder aan de slag rond inclusie in je vrijetijds- of jeugdwerking?

  • Download de Komaf-werkvorm Reflectieve Houding via de button hieronder!
  • Vraag een Komaf-vorming aan rond inclusieve vrije tijd van een van de Komaf-partners met een kortingsvoucher ter waarde van €150 
  • Vraag een Komaf-begeleiding aan rond inclusieve vrije tijd van een van de Komaf-partners met een kortingsvoucher ter waarde van €1000 
  • Andere vragen? Neem gerust contact met ons op!
Referenties 

De Visscher, K. & Neyens, M. (2016). Visienota Diversiteit in/en het Jeugdwerk. Prioritaire werkgroep diversiteitsbeleid in opdracht van de Commissie Jeugdwerk. Brussel: De Ambrassade en Demos.

Ella (2014). Intersectioneel denken. Handleiding voor professionelen die intersectionaliteit of kruispuntdenken in de eigen organisatie willen toepassen.

Kenniscentrum Kinderrechten (2023). De participatiecirkel. Een participatieproces met kinderen en jongeren. Hoe dan?

Moris, M., Pan, P., Loopmans, M., Speijer, L. & Bussels, M. (2020). Gender en seksuele identiteit in het jeugdwerk.

Schuermans, G. & Wils, A (2022). Sibo Kanobana: ‘Inclusie is iets moeilijk. Je neemt het er niet snel even bij’


Voetnoten 

(1) Wie zich graag wat meer wil inlezen in inclusie- en diversiteitsvraagstukken binnen het jeugdwerk, neemt best de ‘Visienota Diversiteit in/en het jeugdwerk’ door (De Visscher & Neyens, 2016). Al is deze visienota stilaan aan een update toe, blijft deze tot op vandaag relevant. De essentie is dat het ‘regulier’ jeugdwerk zich inclusiever zou kunnen opstellen naar ondervertegenwoordigde doelgroepen en dat ontmoeting en verbinding – met een schoon woord: ‘sociale integratie’ – moet worden gecreëerd tussen de gescheiden circuits van de ‘doelgroepspecifieke’ en ‘reguliere’ werkingen. Dat is het zogenaamde én-én-beleid of het tweesporenbeleid. (2) Wie het begrip ‘intersectionaliteit’ graag verder verkent, neemt best Ella’s (2014) handleiding en checklist van ‘Intersectioneel denken’ door. Helma Lutz spreekt van 14 assen van identiteitsvorming: geslacht, etniciteit, seksuele oriëntatie, huidskleur, nationaliteit, klasse, maatschappelijke ontwikkeling, cultuur, bezit, leeftijd, noord-zuid/oost-west, religie, gezondheid en verblijfsstatuut. Uiteraard kunnen daar nog andere kenmerken aan worden toegevoegd zoals gender, vermogen, levensbeschouwing, mobiliteit, persoonskenmerken (bv. karakter) of levensgeschiedenis (bv. slachtoffer van pestgedrag).